Historie

De gilden opgeheven, de burgerwacht geboren.

Ter gelegenheid van de vestingstedendagen die in 1999 in Brielle worden gehouden zal het eerste officiële optreden plaatsvinden van de Borgerij Bergen op ten Zoom, een nieuw Bergs gezelschap dat herinnert aan de organisatie van de stedelijke burgerwacht uit de zeventiende en achttiende eeuw.

In september 1591 besloot de magistraat de vier hoofdgilden op te heffen. In het voortreffelijke werk van dr. Ch. De Mooij over de reformatie en katholieke herleving te Bergen op Zoom 1577-1795 onder de titel  Geloof kan Bergen verzetten gaat de schrijver uitgebreid in op de opheffing van de schuttersgilden in 1591. Deze opheffing was een direct gevolg van de hervorming en had te maken met het terugdringen van de invloed van de ‘oude’ religie. De leden van de hoofdgilden en hun leiders hadden in 1580/1581 blijk gegeven van hun katholieke gezindheid. Zij kwamen samen met de magistraat op voor de teruggave van de Sint-Gertrudiskerk en het herstel van de katholieke religie. De loop van de gebeurtenissen in de daaropvolgende jaren zorgde er voor dat het hervormde kerkbestuur steeds meer greep invloed kreeg in het bestuur van stad en Markiezaat. In 1581 werden de burgers op last van gouverneur de la Garde ontwapend. Daarmee verloren de schuttersgilden hun positie. Volgens De Mooij kregen zij nog eenmaal de kans om hun leden onder de wapenen te roepen, namelijk tijdens het beleg van 1588, toen hun steun bij de bewaking van de stad dringend gewenst was. Hun rol was in september 1591 definitief uitgespeeld. In de resolutie van de magistraat werd als argument opgegeven dat de gilden overbodig waren door de aanwezigheid van een bewapend garnizoen. De financiële positie van de stad was bovendien niet erg rooskleurig en men kon een dergelijke bezuiniging wel gebruiken. De gilden genoten immers nog steeds van een bijdrage uit de stadskas. In de resolutie tot opheffing van de gilden werd bovendien gesteld dat er tijdens hun feesten en bijeenkomsten vaak ongeregeldheden voorkwamen met ruzies, scheldpartijen en andere ‘onmanierlijckheden’. In werkelijkheid zat er meer achter dit besluit. De hoofdgilden werden immers beschouwd als vertegenwoordigers van de katholieke religie. Zij werden ervan verdacht dat zij de magistraat en de kerkenraad tegenwerkten in hun poging de samenleving te hervormen. Ook hun feesten ter ere van de patroonheiligen waren symbolen van de katholieke geloofsuitingen.

De opheffing van de gilden vond op het stadhuis plaats. Dekens en gezworenen werden door de magistraat afzonderlijk ontboden en van hun eed ontheven. De opheffing werd op 6 november 1591 door prins Maurits, als bezitter van het Markiezaat, bekrachtigd. Maurits bepaalde daarbij bovendien dat er een einde moest komen aan de bijeenkomsten van de gilden. Mocht het stadsbestuur het nodig vinden om burgers weer te bewapenen dat diende dat kwartiersgewijs te gebeuren.

De burgerwacht geboren

Kort na de opheffing van de hoofdgilden, besloot het stadsbestuur tot de instelling van de stedelijke burgerwacht. De gewapende burgers werden aanvankelijk in negen, later in acht en sinds 1594 in vier compagnieën ondergebracht: de compagnie van de haven, die van de Vismarkt, die van de Wouwse- en Bosstraat en die van de Grote Markt. In principe maakten alle mannen van 18 jaar en ouder deel uit van de burgerwacht. De leiding was in handen van hervormde of hervormingsgezinde lieden. De bevelsstructuur leek erg op die van de ‘normale’ troepen: een kolonel aan het hoofd, daaronder vier kapiteins en daaronder de burgermajoor. Een compagnie bestond uit rotten van ongeveer 20 man. Het aantal rotten was afhankelijk van het aantal mannen per wijk. De magistraat had de verantwoording over deze burgerwacht.

De burgerwacht had in de eerste plaats een taak bij de bewaking van de stad, als ondersteuning van het hier gelegerde garnizoen. In oorlogstijd werden de leden van de burgerwacht ook ingeschakeld bij de werkzaamheden aan de vestingwerken.

In het archief van de stad zijn naast enkele stukken over de organisatie ook reglementen en vermeldingen over de bewapening te vinden.  De burgerwacht werd evenals de vroegere gilden bij feesten en ontvangsten betrokken. De vier burgerwachten kwamen op vaste plaatsen bijeen en hadden ieder een eigen vaandel: een rood vaandel voor de compagnie van de haven, een groen voor de compagnie van de Vismarkt, een wit vaandel voor die van de Wouwsestraat en een blauw vaandel voor dat van de Grote Markt. Hoe dat vaandel eruitzag is niet precies bekend. Op een enigszins geromantiseerde litho uit 1895 is de burgerwacht met een wit vaandel met daarop het stadswapen afgebeeld. Deze litho is een weergave van een historische optocht door de Leidse studenten waarbij de intocht van prins Maurits in 1622 werd uitgebeeld.

De burgerwacht staat onder diverse namen in de archieven vermeld: de burgerij, de borgerij en de borgerlijke wacht. Tijdens de vestingstedendagen in 1998 in Bergen op Zoom traden vrijwilligers van de Stichting Bezichtiging Monumenten op als het ‘regiment van het Staatse leger’. Dit regiment vrijwilligers heeft op zich genomen om onder de naam de ‘Borgerij Bergen op te Zoom de herinnering aan deze bewapende burgerwacht uit de zeventiende en achttiende eeuw levend te houden. Daarmee past de groep in de traditie van het gildewezen.

– Met dank aan Cees Vanweesenbeek voor dit artikel